Extra leesmateriaal
Inhoud
- Armoedemodellen Jan Vranken
- Mattheuseffect
- Armoededecreet en verenigingen waar armen het woord nemen
- Meer info over Netwerk tegen armoede
- Meer info over STA-AN en de Antwerpse verenigingen
- Meer info over andere organisaties die armoede aanpakken
- Beleidsaanbevelingen, diverse organisaties die beleidsaanbevelingen formuleren
- CIJFERS / recente cijfers zoeken
- Mensen in armoede getuigen
1. Armoedemodellen Jan Vranken
Er zijn verschillende mogelijkheden om naar oorzaken van armoede te kijken. Elke manier van kijken bepaalt mee de oplossingen die gesuggereerd worden. Vranken onderscheidt 6 modellen: de oorzaak kan intern (schuld) of extern (ongeval) gelegd worden. Die oorzaken kunnen zich voordoen op micro, meso en macro niveau.
Op microniveau leggen we de oorzaak van armoede bij de persoon in armoede zelf, ofwel door tegenslag (ziekte, scheiding,…) ofwel door eigen schuld (lui, spilzucht, verslaving, …). Wie vanuit deze modellen over armoede denkt, zal al snel een opdeling maken in deserving en non-deserving poor. De eerste groep verdient onze hulp, de tweede gaan we heropvoeden of sanctioneren. De aanname dat de oorzaak van armoede bij het individu ligt, kan misschien wel verklaren waarom een bepaald individu op een bepaald moment in zijn leven in armoede beland, maar niet waarom armoede blijft bestaan.
Op mesoniveau wordt de oorzaak van armoede gezocht bij groepen, organisaties , instituties….
Het macroniveau betreft de samenleving. Meso en Macro niveau zijn niet altijd duidelijk te scheiden. Uiteindelijk zijn instituties, organisaties, groepen direct verbonden met de manier waarop de maatschappij wordt georganiseerd. Bij het maatschappelijk ongevalmodel wordt de oorzaak van armoede gelegd bij veranderingen in de maatschappij. Voorbeelden zijn een economische crisis, demografische veranderingen en dergelijke. We stellen echter vast dat het aantal mensen die in armoede overleeft nagenoeg gelijk blijft, crisis of niet.
Bij het maatschappelijke schuldmodel gaat de aandacht naar de samenleving die armoede altijd opnieuw voortbrengt en in stand houdt. De manier waarop onderwijs georganiseerd wordt, de vrije woningmarkt, de plafonds van de laagste inkomens en uitkeringen, … hebben een grote impact. Het wel of niet hebben van een diploma, werk of een vervangingsinkomen liggen aan de basis van ongelijkheden inzake de verdeling van inkomen, status en macht.
Hoe men kijkt naar oorzaken van armoede speelt steeds een rol in de oplossingen die worden aangedragen. Recht-Op gaat uit van een verantwoordelijkheid van de samenleving. Armoedebestrijding dient in de eerste plaats structureel aangepakt te worden: door toegankelijke grondrechten voor iedereen, door organisaties die zich richten op inclusie en die uitsluiting tegengaan.
2. Mattheuseffect
Vele maatregelen die armoede bestrijden, komen niet terecht bij de groep die dit het meest nodig heeft. Integendeel, de groep met de grootste noden, heeft de grootste moeilijkheden om zijn rechten te bekomen. Hogere klassen kennen beter de toegang tot de sociale voorzieningen in de welvaartstaat en maken er meer gebruik van dan de lagere klassen voor wie ze nochtans allereerst bedoeld zijn. Professor Herman Deleeck noemde dit het Matheuseffect (1975). Deleeck werd geïnspireerd door de volgende bijbelpassage:
“De overheidsmiddelen die worden ingezet om de combinatie arbeid en gezin te vergemakkelijken (zoals kinderopvang) vloeien meer toe naar hogere-inkomensgroepen; het gaat in meerderheid om tweeverdieners met meestal een hogere scholingsgraad. Gezinnen met een hoog opgeleide moeder (en vader) maken vaker gebruik van formele kinderopvang. Moeders (en vaders) met een lage opleiding kunnen minder gebruik maken van de formele opvang want minstens een ouder werkt niet. Dit betekent dat er een aanzienlijk mattheuseffect werkzaam is in de verdeling van de budgetten voor kinderopvang: ze vloeien tendentieel meer naar hogergeschoolde tweeverdieners in de hogere-inkomensgroepen.
Hetzelfde geldt (zij het in mindere mate) voor de uitkeringen voor loopbaanonderbreking en tijdskrediet en ook voor het budget van de dienstencheques. Dit komt niet alleen laaggeschoolden ten goede die daardoor een regulier arbeidscontract verwerven, maar ook (meestal hogergeschoolde) tweeverdieners in hogere-inkomensgroepen waarvoor de dienstencheques een riante subsidie zijn voor huishoudelijk werk.
(CSB. Bea Cantillon. De paradox van de investeringsstaat: Waarom is de armoede niet gedaald?)
“Er zijn in verhouding minder kinderen in armoede die doorstromen naar hoger onderwijs. Niet alleen wordt er dan minder gebruik gemaakt van studietoelagen, maar deze kinderen maken ook minder lang aanspraak op kinderbijslagen.”
“De woonbonus bij de aankoop van een huis wordt verrekend als een fiscaal voordeel, wie een inkomen heeft lager dan het belastbaar minimum krijgt geen steun. Ook wie weinig belasting moet betalen krijgt minder steun dan iemand die een hoger inkomen heeft.”
“De federale overheid gaf tussen 2006 en 2013 liefst drie miljard uit aan fiscale aftrekken voor energiebesparing. 58 procent van dat bedrag ging naar gezinnen met een inkomen van meer dan 40.000 euro netto belastbaar, vooral dan tweeverdieners, die daarmee tot de dertig procent hoogste inkomens behoorden. Wie tussen 10.000 en 20.000 euro verdiende, kreeg slechts acht procent, de allerlaagste inkomsten slechts 0,2 procent. Bij de aangifte van uitgaven voor zonnepanelen is de scheeftrekking sterker. Zeventig procent van de aangiften hoort bij de hoogste inkomensgroep, slechts 0,8 procent bij de laagste. ‘Het is dan ook duidelijk dat het verdelingseffect via de fiscale voordelen onbestaande is en dat vooral de groep die er financieel misschien de minste nood aan heeft, het meest geniet van deze fiscale voordelen’, schrijft onderzoekster Griet Verbeeck van het Steunpunt Wonen. ‘De meer gegoede huishoudens hadden waarschijnlijk ook zonder deze ondersteuning de middelen gehad om de investering te doen’, besluit Verbeeck.” (Wim Winckelmans, De standaard. 2017)
3. Armoededecreet en verenigingen waar armen het woord nemen
In 2003 werd een decreet betreffende de armoedebestrijding goedgekeurd.
In Vlaanderen en Brussel werken 59 verenigingen, waar mensen in armoede het woord nemen, samen met het uiteindelijke doel armoede en sociale uitsluiting uit te bannen. Zij zijn verenigd in het Netwerk Tegen Armoede.
Om te voldoen aan de voorwaarden van het armoedecreet moeten verenigingen waar armen het woord nemen, werken volgens zes criteria of doelstellingen.
- 1. Mensen in armoede verenigen zich
Armen en niet-armen samenbrengen met het doel mensen in armoede uit hun maatschappelijk isolement te halen en hun slagkracht te vergroten.
- 2. Mensen in armoede het woord geven.
Het creëren van voorwaarden opdat mensen in armoede het woord kunnen nemen, met als einddoel een volwaardige gesprekspartner in de samenleving te zijn.
- 3. Werken aan maatschappelijke emancipatie
De mensen in armoede helpen groeien om hun burgerrechten volwaardig op te nemen en de maatschappij bewust te maken van de gelijkwaardigheid van armen en niet-armen.
- 4. Werken aan maatschappelijke structuren
Het stimuleren van de betrokkenheid van mensen in armoede bij het beleid, de evaluatie van de maatschappelijke structuren en de rechtstreekse contacten tussen de mensen in armoede en de verantwoordelijken in de samenleving.
- 5. Dialoog en vorming
Het nastreven van solidariteit tussen mensen in armoede en de samenleving. Daartoe het organiseren van vormingsactiviteiten en actief zoeken naar partners in de samenleving om kennis over armoede, vanuit de ervaring van mensen in armoede, uit te wisselen en misverstanden, vooroordelen en uitsluitingsgedrag bloot te leggen.
- 6. Mensen in armoede blijven zoeken
De verenigingen moeten een actieve openheid ten toon spreiden tegenover andere mensen, waarbij men een extra inspanning doet voor de meest geïsoleerde mensen die in armoede leven.
Binnen deze verenigingen werkt men aan aanbevelingen die tot structurele oplossingen moeten leiden. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van de dialoogmethode.
Anja Claes. De dialoogmethode: onderzoek met mensen in armoede
7. Beleidsaanbevelingen, diverse organisaties die beleidsaanbevelingen formuleren
- Recht-Op biedt diverse dossiers aan die men kan raadplegen
- Tweejaarlijkse rapporten van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting
- Decenniumdoelen
- Algemeen Verslag over de Armoede
- Wetenschap
Recht-op standpunten en dossiers
Facebookgroep komaf met armoede
8. CIJFERS / recente cijfers zoeken
Onderstaande cijfers zijn de meest recente gegevens die voor een aantal thema’s terug te vinden zijn in oktober 2018.
Een belangrijk aandachtspunt bij cijfers is dat mensen getroffen door armoede om diverse redenen vaak ondervertegenwoordigd zijn bij enquêtes. Sommige groepen worden helemaal niet bereikt bij algemeen onderzoek (daklozen, mensen zonder papieren, mensen opgenomen in een instelling: gevangenis, psychiatrie, langdurige hospitalisatie, …). Reële cijfers kunnen dus hoger liggen, dan wat onderzoek doet uitschijnen.
Bron: Deceniumdoelen/statistiekVlaanderen -- Bron: Kind & Gezin
Vlaanderen is een welvarende regio, maar toch vallen er nog altijd mensen uit de boot. Mensen kunnen hun rechten niet waarmaken door een te laag inkomen, ellenlange wachtlijsten, te moeilijke procedures enzovoort. Ondanks de welvaart in onze contreien leeft vandaag 13.5% van de Vlaamse bevolking in armoede (gebaseerd op inkomensgegevens 2015). Achter dit gemiddelde schuilen veel verschillen, zo leven 39% van de eenoudergezinnen in armoede, bij werklozen is dit meer dan helft (58%) en voor de personen geboren buiten de EU leven is dit 45%.
In Antwerpen stad worden 29,6% of bijna 1 op 3 kinderen geboren in een kansarm gezin.
In Vlaanderen zijn 142.981 sociale woningen verhuurd in 2016 terwijl er intussen ook 137.177 kandidaat-huurders ingeschreven staan op de wachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen.
In België leeft een vijfde van de bevolking (20,7 %) in een huis met minstens één van de volgende problemen: vochtproblemen, geen bad of douche, geen toilet in de woning of een te donkere woning. Bij de laagste inkomensgroepen is dit 28,5 % of bijna 1 op 3.
Laagopgeleide mannen hebben gemiddeld 8.3 jaren in goede gezondheid minder te verwachten dan hoger opgeleide mannen. Laagopgeleide vrouwen zijn 7.7 jaar minder lang gezond.
In 2017 deden 157.151 personen een beroep op één van de negen voedselbanken, die verenigd zijn in de Belgische Federatie van Voedselbanken. Dit is een stijging van 9,7 % tegenover 2016. Naast de voedselbanken verenigd in de Belgische federatie voedselbanken zijn er ook lokale initiatieven die voedsel bedelen. Het aantal mensen dat gebruik maakt van een voedselbank ligt dus beduidend hoger.
Ga je graag zelf op zoek naar recente cijfers?
- Cijfers Vlaamse steden en gemeenten
- Cijfers Vlaanderen
- Cijfers België
- Cijfers Europa - EU-SILC gegevens
- Werkloosheid
- Onderwijs
- Gezondheidsenquête
- Energiearmoede
- Kinderarmoede
Lokale barometer Antwerpen (2018)
Armoede statistieken Vlaanderen
POD Maatschappelijke Integratie -x barometers
Arvastat basisstatistieken werkloosheid
Onderwijsstatistieken Vlaanderen
9. Mensen in armoede getuigen
“Zoals in een waterkolk word je in een neerwaartse spiraal getrokken. Je krijgt geen lucht meer. Je vraagt je af of je wel hulp durft vragen. Waar vind je ze? Hoe kan je deze spiraal keren? Hoe word je niet meer weggezogen in de diepte?”
“Ik blijf maar over en weer lopen, telkens heen en terug. Ik wilde dat ik kon wegvliegen zodat ik vrij was. Ik wilde dat ik wist wat en hoe ik het moest doen. Ik heb veel waters doorzwommen. Veel golven over me heen gekregen omdat er telkens iets niet in orde was. Dikwijls zak ik in het zand van schaamte, van domheid. Dommerik.”
“Verschillende hulpverleners beslissen boven ons hoofd. Mensen kijken dikwijls op ons neer. Groot, denken ze, dat ze zijn, en wij zijn dikwijls bang. Het lijkt dat zij groot en sterk denken te zijn en wij voelen ons daardoor bang omdat we het gevoel hebben dat we niets mogen zeggen.”
Jongeren vertellen hoe het voor hen was om op te groeien in armoede