Participatie
Participatie is een alomvattend begrip. In de literatuur vind je vele definities of beschrijvingen terug.
Participatie als een vorm van deelnemen aan: het deelnemen aan de samenleving, aan activiteiten enzovoort. Participatie als een vorm van actief burgerschap waarin we bijvoorbeeld vrijwilligerstaken op ons nemen. Of participatie als een vorm van inspraak, waarin we de andere bevragen en er een reflex ontstaat om ook de ander te betrekken wanneer er beslissingen genomen worden.
We leggen de aandacht op participatie als basishouding, omdat we hier willen teruggaan naar de kern van hulpverlening. In hulpverlening werk je met mensen en ga je een relatie met hen aan. Het opbouwen en uitbouwen van een relatie is een samenwerkingsproces. Dit samenwerkingsproces is het fundament van elke begeleiding en betekent concreet dat je het niet overneemt of oplegt, maar dat je het samen met je cliënt aangaat. Het is telkens opnieuw onderzoeken: wie ben ik, wie ben jij en hoe gaan we samen aan de slag.
Als hulpverlener heb je door je opleiding en je ervaring een bepaalde deskundigheid. Vanuit die deskundigheid zou je het verschil willen en kunnen maken voor je cliënten. Maar dit kan enkel en alleen als je ook oog hebt voor de deskundigheid van de ander. Cliënten zijn expert van hun eigen leven. Elke vraag of nood die cliënten aangeven, is verweven met of heeft een invloed op hun leven. Het is dan ook vanzelfsprekend dat je vertrekt vanuit hun blik op hun eigen context en samen met hen op weg gaat.
“Wat je doet voor mij, zonder mij, doe je tegen mij.” Ghandi.
Oog hebben voor de ander, inspraak geven en op maat bekijken hoe je samen aan de slag gaat. Dit maakt van jou niet de zoveelste hulpverlener, maar net diegene die duurzame verbeteringen beoogt. Participatief werken kan een verschil maken op vier niveaus. De eerste drie niveaus zijn positieve effecten in het leven van mensen in armoede of op jouw relatie met hen. Het vierde niveau heeft betrekking op de meerwaarde voor je organisatie.
2.1 Effect op de verschillende levensdomeinen
Het leven in armoede en het moeten (over)leven van dag tot dag, heeft een effect op mensen. Mensen leven in stress en moeten noodgedwongen korte-termijn oplossingen inroepen. Hierdoor krijgen ze niet altijd de ruimte om na te denken over wat nodig is op lange termijn.
Participatief werken loont net op lange termijn. Het is duurzamer. Samen sta je sterker en kom je verder. Dit gebeurt niet alleen omdat je de deskundigheid van je cliënt mee inzet, maar ook omdat je, door hem inspraak te geven, ontdekt welke oplossingen het beste zullen werken. Door samen een weg af te leggen en samen de eerste stappen te zetten, kan de persoon sterker worden en dit kan vervolgens een positieve invloed hebben op andere levensdomeinen.
“Ik begeleid onder andere erkende vluchtelingen. Vele van hen spreken de taal nog niet of kennen onze gewoontes en systemen niet. Ik neem dan ook de tijd om de eerste keren samen met hen facturen te bekijken en ze te betalen via de app die we dan downloaden op hun gsm. Het samen doen, loont. En zo kunnen we misschien zelfs budgetbeheer of begeleiding uitsluiten.”
Wanneer er wordt samengewerkt met de cliënt, schept dit ook kansen tot meer grip en controle op de eigen situatie. Doordat je als cliënt inspraak krijgt, mee kan nadenken, mee stappen zet, heb je minder het gevoel dat er een afhankelijkheid is ten aanzien van de hulpverlening.
“Ik krijg stilaan terug de touwtjes in handen.”
2.2 Effect op het emotioneel welzijn
Mensen in armoede dragen vele negatieve ervaringen met zich mee. Ze zijn het vaak niet gewoon dat hun mening wordt gevraagd. Ze hebben een laag zelfbeeld en hebben het gevoel dat veel mensen op hen neerkijken of niet in hen geloven. Hun ouders of zij zelf hebben al vaker in een afhankelijkheidsrelatie gezeten ten aanzien van de hulpverlening. Wat je die avond eet, hangt af van wat de voedselbedeling te bieden heeft. Of je je kind mag zien, hangt af van wat de jeugdrechter beslist. Wanneer je bepaalde rechten niet kent, hang je af van je sociaal assistent of zij deze rechten tegen jou vertelt. Of je een cadeau kan kopen voor de verjaardag van je vriend, hangt af of je een extra krijgt van je schuldbemiddelaar. Deze afhankelijkheid die vaak over zeer drastische dingen gaat, heeft een effect op mensen. Een effect dat diepe wonden achterlaat.
Net omwille van die kwetsuren en ervaringen die mensen meedragen, is het zo belangrijk om participatief te werken. Mensen hebben een ontzettend groot wantrouwen opgebouwd. Oprecht samenwerken schept opnieuw vertrouwen, zowel in zichzelf als in de hulpverlener en zijn organisatie. Wanneer je niet participatief werkt, bevestig je vaak de ideeën die in mensen hun hoofd leven. “De hulpverlener zal het wel weten.”, “Mijn mening telt niet.”, “Ik ben minder waard.”, “Ze beslissen toch voor mij, dus wat maakt het uit wat ik doe of vind.”.
Wanneer een hulpverlener oprecht uitgaat van je deskundigheid en jou betrekt, geeft die jou het gevoel dat je de moeite waard bent. Dat je er mag zijn. Dit is voor vele mensen van onschatbare waarde. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en groeien.
“Toen we samen telefoneerden naar de belastingen, zag ik hoe mijn assistent niet opgaf en bleef doorvragen. Dat deed zoveel deugd om te zien dat iemand opkomt voor mij.”
“Ik voel me gesterkt en gesteund. Het geeft me rust om te weten dat ik er niet alleen voor sta.”
“Toen ik naar het JAC ging, moest ik niets alleen doen als ik het niet durfde. Ik voelde mij geaccepteerd en gesteund. Ik stond er niet meer alleen voor.”
“Als je samen stappen zet en er lukken dingen, dan krijg je meer zelfvertrouwen. Je wordt sterker. Je gaat ook een volgende keer dingen zelf proberen doen. Wie weet heb ik zelfs ooit de dienstverlening niet meer nodig?”
Uiteraard telt dit enkel als je op maat bekijkt wat er nodig is en kan. Participatief werken betekent niet dat je evenveel moet inbrengen, alles moet bevragen of dat je niets meer zonder je cliënt kan doen. Wanneer je de cliënt forceert of net betuttelt, verdwijnen de positieve effecten op het emotioneel welzijn.
“Mijn maatschappelijk werker moet niet alle telefoontjes samen met mij doen. Soms zit mijn hoofd zo vol, dat ik het even echt niet meer kan horen. Maar die heeft dat wel aan mij gevraagd of ik het zelf wil doen, samen met de luidspreker op of er helemaal niet bij wil zijn. Die kent mij, die vindt het belangrijk dat ik mij er goed bij voel.”
2.3 Effect op de relatie cliënt – hulpverlener
Een relatie ga je met twee of meer personen aan. Doordat je vertrekt vanuit verschillende posities, hulpverlener – cliënt, wordt er te vaak gedacht dat de cliënt met een vraag komt die de hulpverlener moet oplossen. Uiteraard valt hier iets voor te zeggen. Maar eigenlijk is het niet de vraag die wordt afgegeven aan de hulpverlener, maar is het een appèl naar kracht om samen vraagstukken te delen. Samen nadenken wat de oplossing kan zijn, vertrekkende vanuit ieders deskundigheid. En net in het wegwijs maken in de sociale kaart en de rechten, het ontwarren van vraagstukken, … zit wel de expertise van de hulpverlener.
Wanneer je samen stappen zet, creëer je ook kansen om een band te scheppen. Je bent samen op weg, je voelt je samen zenuwachtig, boos of opgelucht. Je leert samen de organisaties kennen en bouwt die kennis op. De cliënt krijgt een inkijk in wat je doet en denkt. De hulpverlening wordt veel transparanter en dit schept vertrouwen. Inzetten op vertrouwen is bij diegenen die door slechte ervaringen wantrouwen opbouwden, heel essentieel.
“Weet ik veel wat sommige hulpverleners soms doen, zijn ze wel met mij bezig?”
“Als je samen naar een dienst gaat of een telefoontje doet, voel je ook samen hoe het is om daar naartoe te gaan. Samen dingen voelen, schept een band.”
Soms moet je mensen doorverwijzen naar een andere dienst. Meegaan met je cliënten heeft ook een meerwaarde voor jou als hulpverlener. Door mee te gaan, heb je de dienst gezien en meegemaakt en leer je de dienstverleners beter kennen. Als je een gezicht kan plakken op een dienst, is de drempel minder groot om er mensen naar door te verwijzen of hen te contacteren in de toekomst voor meer info. Dit kan je weer verder helpen bij een nieuwe cliënt. Door zelf dingen te ervaren, krijg je ook meer inzicht in de leefwereld van je cliënt, wat je alert houdt.
Wanneer je cliënten inspraak geeft en mee laat beslissen, voelen ze zich ook mee verantwoordelijk voor de keuzes die gemaakt worden. Wanneer er geen transparantie of inspraak is, weten ze soms niet wat er gebeurt en geraken mensen vervreemd van hun eigen leven. Een sprekend voorbeeld is budgetbeheer. Wanneer er niet vanaf het begin ingezet wordt op oprechte participatie, hebben mensen geen zicht meer op het eigen inkomen en de uitgaven. Wanneer men extra leefgeld wenst of een onvoorziene kost heeft, heeft men vaak onbegrip wanneer budgetbeheer zegt dat dit niet kan. Dit wordt vaak (terecht of onterecht) geprojecteerd op de budgetbeheerder en schaadt de relatie.
“Toen ik vroeg of ik een extra kon krijgen om mijn gevel te laten schilderen, zei ze dat dit niet kon. Ik kreeg geen uitleg of kon niet uitleggen waarom ik dat graag wou. Ze gunt mij dat gewoon niet. Ze wilt gewoon dat ik in een slecht huis blijf wonen.”
Wanneer er participatief gewerkt wordt, zien we iets anders gebeuren bij mensen: ‘van klager worden ze drager’. Mensen houden graag grip en controle op hun leven en dragen graag mee verantwoordelijkheden. Wanneer je samen iets kan dragen, komt dit ook de relatie ten goede.
“Als je het zelf leert en probeert, ben je ook gemotiveerder en heb je zoiets van ‘ah het lukt mij ook’. Dat verlicht dan misschien ook het werk van de hulpverlener, want je wil zelf ook wel de moeite doen om iets te doen lukken.”
2.4 Effect op de organisatie
Wanneer je samenwerkt en inzicht krijgt in het perspectief van cliënten, brengt dit ook veel waardevolle informatie met zich mee. Samenwerken met cliënten en hen inspraak geven, is iets dat noodzakelijk is in hulpverlening om effectief een verschil te kunnen maken. Maar inspraak geven aan cliënten is net zo noodzakelijk om de toegankelijkheid van je organisatie en de samenleving te verbeteren. Cliënten kunnen aangeven waar de drempels en noden liggen, wat er goed loopt en waar er leemtes zijn. Dit komt andere cliënten en de organisatie ten goede. Cliënten brengen hun feedback niet altijd spontaan aan. Als hulpverlener heb je ook niet altijd de tijd of ruimte om met feedback op de organisatie om te gaan. Het is daarom belangrijk om als organisatie bewust in te zetten op gebruikersparticipatie.
Zie draaiboek gebruikersparticipatie.
Je bent samen wijzer, samen deskundig. Samenwerken is een fundament in de hulpverlening en is daarom een vanzelfsprekende basishouding. Toch merken we dat dit niet voor iedereen even makkelijk gaat. Er bestaat geen pasklaar antwoord voor een succesvolle hulpverlening. Elk traject zal wat anders zijn. Je komt te weten wat het gepaste traject is door samen te onderzoeken: wie ben ik, wie ben jij en hoe gaan we samen aan de slag.
Het is samen denken, samen zoeken, samen beslissen, samen doen. Dit doe je telkens op maat van je cliënt en zijn context. Participatief werken met de ene cliënt resulteert in andere acties dan bij de andere cliënt. Toch draait participatief werken niet alleen rond acties, stappen die je samen zet of inspraak die je voor ogen houdt. Participatie is naast een essentiële houding ook een visie. Je ziet je cliënt als partner. Je gaat uit van beide expertises en je zet die gelijkwaardig in.
3.1 Kennismaken en relatie opbouwen
Een belangrijke eerste stap is om elkaar en elkaars verwachtingen te leren kennen. Bewust tijd maken om een goede werkrelatie op te bouwen, is hierbij essentieel. Wanneer je elkaar niet voldoende kent, is het moeilijk om samen te werken en tot gezamenlijke doelstellingen te komen.
“Als je wilt samenwerken, moet er vertrouwen zijn. Maar door samen te werken, krijg je vertrouwen.”
“Een tijdje terug had ik een jobcoach en die was niet over jobs bezig. Die zei ik wil u eerst leren kennen, ik wil weten wie je bent. Ik wist niet wat die bedoelde en ik zei: ‘ik ben Marina, ik kom voor jobs’ en die zei: ‘nee ik wil weten wat er echt achter Marina zit’. In het begin was dat niet gemakkelijk, maar nadien hadden we een goeie klik en was er vertrouwen.”
Probeer te verkennen wat cliënten drijft, want de motivatie is vaak veel sterker wanneer ze intrinsiek ervaren wordt. Een belangrijke factor om intrinsieke motivatie te ontwikkelen voor een begeleidingstraject heeft betrekking op het vertrouwen van de cliënt in het traject. Probeer daarom extra aandacht te besteden aan kleine successen die cliënten kunnen versterken.
Ga op zoek naar datgene waar cliënten waarde aan hechten en wat ze belangrijk vinden. Probeer hierbij een open houding aan te nemen. Ga ook heel bewust om met transparantie. Duidelijkheid over wat je van de ander kan of mag verwachten, is belangrijk om samen een weg af te kunnen leggen.
Om een goede fundering te leggen, is het belangrijk om vanaf het begin in te zetten op gelijkwaardigheid. Overtuig mensen dat hun stem evenveel waard is, dat zij informatie hebben die jij niet hebt. Reik voldoende kansen aan, zodat mensen het gevoel krijgen dat ze mee mogen, kunnen en willen participeren.
3.2 Uitnodigen en stimuleren
Niet iedereen is even assertief of is zich bewust van zijn mening. Mensen in armoede hebben vaak het gevoel dat niemand achter hun mening vraagt. Nodig je cliënten daarom vaak genoeg uit om hun mening te geven. Doe dit niet enkel in het begin van een traject of beslissing, maar heb hier oog voor gedurende je ganse begeleiding. Zie daarom participatie als een krachtlijn, een visie, een houding die je je eigen wilt maken, in plaatse van een eenmalige actie die je kan afvinken als je participatief gewerkt hebt.
Participatie is een proces. Er vanuit gaan dat mensen weten wat ze belangrijk vinden, dit durven zeggen en meteen hun echte ‘ik’ zullen tonen, gaat voorbij aan de context van velen. Zeker bij mensen in armoede.
“Ik wou niets liever dan gaan werken. Ik ging dan ook naar een trajectbegeleider en begon met hem op zoek te gaan naar jobs. Maar dat verliep allemaal niet zo vlot. Pas de tweede trajectbegeleider vroeg mij wat ik echt wou. Mijn eerste antwoord was ‘een job’, maar toen ze samen met mij verder begon na te denken, wou ik vooral mijn kinderen bij mij. En ik dacht dat dit alleen maar zou lukken, als ik werk had. Die trajectbegeleider zag de vraag achter de vraag. Een vraag die ik in eerste instantie zelf niet zou stellen.”
“Mijn mening? Gho.. geen idee.. Doet die ertoe?”
Vandaar is het dus niet alleen belangrijk om voldoende inspraak te voorzien en de persoon te laten nadenken, maar om ook bewust om te gaan met motiveren en stimuleren. Stimuleer je cliënten om hun mening te geven. Geef kansen om door de sociaal wenselijkheid heen te gaan. In theorie kan je leren dat het vooral gaat over vragen stellen, de persoon te laten nadenken, niets achter de rug te doen. Maar in de praktijk zul je zien dat mensen wantrouwen hebben of het niet gewoon zijn om hun mening te geven, waarbij er al zoveel boven het hoofd heen beslist is. Zet daarom bewust in op gelijkwaardigheid, benoem die. Ook al wil je dit niet, onbewust vertrek je toch vanuit een andere positie, omdat jij de hulpverlener bent en je cliënt de hulpvrager. Hier niet bewust op inzetten, gaat voorbij aan de leefwereld van mensen in armoede die zichzelf vaak ondergeschikt (hebben leren) opstellen of zich minderwaardig voelen.
Stel dus daarom niet alleen de vragen, peil niet enkel naar de noden en wensen, maar vertel er ook bij waarom je dit doet. Leg uit waarom je hen mee laat denken, waarom je het belangrijk vindt dat ze de regie in eigen handen kunnen houden. Geef hen het gevoel dat ze wel de moeite waard zijn, laat ze terug in zichzelf geloven. Soms is het belangrijk om eerst te werken aan de assertiviteit. Hoe mondiger en assertiever cliënten zijn, hoe makkelijker zij participeren tijdens een begeleidingstraject. Ga bewust om met drempels die er kunnen zijn vanuit je cliënten om participatief te werken en probeer die drempels weg te werken. Let hierbij niet enkel op wat mensen zeggen, maar ook hoe ze zich gedragen, wat ze al meemaakten, wat ze voelen.
Stimuleer hen tenslotte niet alleen om te participeren in hun eigen traject. Maar stimuleer je cliënten ook om feedback te geven over je aanpak als hulpverlener en je organisatie. Nodig hen uit om feedback te geven. Durf hen te vragen of ze zich goed voelen in de begeleiding of dat er aan hun verwachtingen wordt voldaan, hoe ze het onthaal op je dienst ervaren enz.
3.3 Begeleiden en ondersteunen
Het gaat over het leven van de cliënt. Het is dan ook niet meer dan logisch dat deze de beslissingen kan nemen. Uiteraard ondersteun je als hulpverlener het proces naar deze beslissingen. Je zoekt best een goed evenwicht tussen adviseren en suggesties doen enerzijds en peilen naar noden en wensen anderzijds.
“In bijna al mijn begeleidingen stel ik heel veel vragen. Soms ben ik 80 % van het gesprek gewoon vragen aan het stellen.”
Een belangrijk onderdeel van deze ondersteuning is de cliënt informeren. Informeren om te kunnen participeren. Wanneer cliënten weinig informatie of kennis hebben, bijvoorbeeld over de werking van bepaalde diensten, is het moeilijk om als volwaardige partners mee te beslissen om samen te werken met die diensten.
Maak de cliënt wegwijs door hem te informeren over het volledige gamma van mogelijkheden en rechten die ze hebben. Verruim de horizon van cliënten door over mogelijkheden te spreken waaraan zij niet denken. Vraag telkens actief de mening over de voorstellen die je doet. Maar sta ook open voor de mogelijkheden die zij zelf voorstellen en waar jij niet aan dacht. Probeer telkens op maat te kijken welke informatie cliënten nodig hebben. En gebruik hiervoor verstaanbare taal. Als cliënten niet begrijpen waarover het gaat, is het moeilijk om te participeren. Weet ook hier weer dat het niet voor elke cliënt evident is om zelf aan te geven wat die wel of niet begrijpt.
“Als hulpverleners aan mij vragen of ik het heb begrepen, durf ik niet te zeggen dat ik er niets van snap. Dan ben ik nog maar eens die domme. Het zou helpen als ze zouden vragen: ‘Heb ik het goed uitgelegd?’, waarbij ze dan zelf de optie geven om een bepaald stuk te herhalen.”
Zet je eigen expertise ook in. Cliënten verwachten van hulpverleners dat zij de nodige expertise tonen en hen ondersteunen bij het maken van keuzes. Je kan dit doen door de voor- en nadelen, de realiseerbaarheid of gevolgen van bepaalde keuzes te bespreken. Ga hierover in dialoog. Als hulpverlener is het belangrijk dat je de cliënt vanuit een partnerschap steunt, maar durf ook te spiegelen of confronteren wanneer nodig. Op die manier kan je er ook voor zorgen dat hun keuzes binnen het traject realistisch zijn en overeenstemmen met hun mogelijkheden. Door een gezamenlijke doelstelling te ontwikkelen, wordt het mogelijk om effectief samen te werken. Bij een verschillend doel is het moeilijk om constructief samen te werken.
Participatief werken in een hulpverlening heeft niet alleen te maken met inspraak geven aan je cliënt, hem informeren en ondersteunen om te komen tot keuzes of beslissingen. Maar het gaat ook over effectief bepaalde stappen samen doen. Samen op weg gaan. Samen een telefoontje doen. Meegaan op kennismakingsgesprek bij een doorverwijzing, samen een brief opstellen of een e-mailadres aanmaken, ... Hoe ver je hierin gaat, hangt af van de noden van je cliënt en de mogelijkheden van je organisatie. Om te weten wat je cliënt nodig heeft, is het opnieuw belangrijk dit met een open geest aan de cliënt te vragen.
“De assistent van De Voorzorg heeft samen met mij naar de belastingen gebeld. Normaal zit je er niet bij en moet je er maar op vertrouwen. Maar nu zit je erbij, kan je alles mee horen en als je dan toch nog een vraag hebt, kan die ook ineens gesteld worden. Die telefoon alleen doen, daar heb ik echt de moed niet voor. Weer maar eens gaan bedelen voor een afbetalingsplan die ik waarschijnlijk niet zal krijgen. Ik denk ook dat de assistent beter zijn best doet als ik erbij ben, dat die extra gemotiveerd is en zich minder snel laat afschepen.”
“In het begin durfde ik zelf niet bellen naar een dienst, maar toch stelde de werker van Recht-Op voor om dan gewoon met de luidspreker aan mee te luisteren. Ze vroeg ook tijdens het gesprek aan mij of ik nog vragen had. Ook al zei ik niets, ik had wel het gevoel dat we het samen hadden gedaan.”
Wees hierbij ook waakzaam voor wat de cliënt wél zelf kan. Geef hem hier kansen toe en bekrachtig het. In vele situaties heeft de cliënt het gevoel dat hij het wel zelf kan, maar hij er alleen maar in slaagt als hij het samen met een hulpverlener aanpakt. Geef deze signalen door binnen je eigen organisatie of kaart dit hogerop aan. Het is vaak structureel ingebouwd dat mensen pas tot bepaalde rechten komen of aan oplossingen geraken, als ze dit samen met een hulpverlener doen.
“Als vrijwilliger bij de budgetgidsen maak ik afbetalingsplannen op voor mijn klanten. Maar als ik dit voor mezelf probeer, worden die afbetalingsplannen niet aanvaard. Dan moet ik toch nog langs het CAW gaan om mij hierbij te helpen.”
“Het gebeurt zo vaak dat ik zelf bel en ze niet willen luisteren. Als ik dan samen met mijn assistent bel, lukt het ineens allemaal wel.”
“Ik heb wel al eens gedaan alsof ik een werker van Recht-Op was. Gewoon omdat ze me dan wel zouden voorthelpen.”
Participatie is een krachtlijn, maar het is niet heiligmakend. Het betekent niet dat je alles samen moet doen. Wat wel belangrijk is, is dat je steeds transparant bent. Als er zaken zijn die je doet waar de persoon niet bij is, communiceer je hier best open over en maak je duidelijke afspraken.
“Je mag veel te weinig verslagen nalezen, terwijl dat verslag wel vaak de basis vormt voor verdere beslissingen. Als dat verslag bij de volgende nieuwe assistent komt, dan zullen ze altijd verder gaan op dat verslag.”
3.4 Loslaten en accepteren
De ander laten participeren, is ook onvoorspelbaarheid toelaten. Mensen in armoede leven vaak in een andere leefwereld dan jezelf. Er wordt vertrokken vanuit een ander referentiekader, er spelen andere mechanismen of er zijn andere, soms minder zichtbare, beweegredenen. Loslaten als het goed gaat, maar ook als het minder loopt en aanvaarden wat de cliënt uiteindelijk kiest. Dit is een essentiële stap in het samenwerkingsproces.
“Het is niet altijd even gemakkelijk om je cliënt te laten kiezen voor een traject waarbij je denkt dat die het niet gaat volhouden. Maar op lange termijn is dat wel noodzakelijk. Misschien houdt die het wel vol en had ik het fout ingeschat? Daarenboven zou het veel moeilijker zijn om bij alle gezinnen waar je komt, dingen te verwachten en voor te stellen die zij niet willen en dus ook niet doen. Dan geraak je zeker opgebrand.”
In je opleiding hoor je dat je zult moeten samenwerken met je cliënt. Het lijkt vanzelfsprekend om de cliënt inspraak te geven in zijn traject. Het gaat tenslotte over hemzelf.
Je begint er met volle moed aan, maar merkt dat de persoon wantrouwen heeft of samenwerken niet toelaat. Dat je niet door de sociaal wenselijkheid heen kan en het gevoel hebt dat je de persoon wel wilt betrekken en naar zijn mening polst, maar je niet echt te weten komt hoe hij de situatie ziet. Durft hij niet, wilt hij niet, ben ik niet ontvankelijk? Durf jezelf en je aanpak in vraag te stellen, maar heb ook oog voor de drempels die er zijn vanuit de cliënten. Wanneer samenwerken echt niet lukt, ga hier dan over in dialoog.
Wanneer je wel inspraak geeft en je cliënt mee laat nadenken, maar uiteindelijk niets doet met hetgeen de cliënt inbracht, durf je wel eens te vervallen in schijnparticipatie. Geef van tevoren duidelijk aan wat er wel en niet kan, wat de grenzen zijn van je organisatie. Spiegel, confronteer met gevolgen, maar laat ook los. Uitleggen dat je gelijkwaardigheid en participatie belangrijk vindt, maar uiteindelijk toch zelf beslissen of hetgeen de cliënt verkiest naast je neerleggen, is tegenstrijdig. Je zal het ook niet altijd eens zijn met wat je cliënt verkiest, maar let op dat je de beslissing die de cliënt neemt, niet zomaar veroordeelt. Besef dat jouw leefwereld niet dezelfde is als die van je cliënt en dat andere ervaringen en denkkaders, ook andere (overlevings)mechanismen met zich mee brengen.
Vele hulpverleners gaan gebukt onder een hoge werkdruk. Ze zouden zich kunnen verliezen in al het administratieve werk, het steeds meer en meer registreren en verantwoorden, waardoor er geen tijd en ruimte meer over is om samen met je cliënt stappen te zetten. “Vanaf nu kunnen we niet meer meegaan.”, “We hebben geen tijd meer om samen naar die brief te kijken.”, … Soms worden tendensen zoals vermaatschappelijking van de zorg, empowerment of inzetten op individuele verantwoordelijkheden aangehaald om het niet meer samen te doen, maar de cliënt zelf zijn stappen te laten zetten. Durf vertrekken vanuit de noden van je cliënt en durf vertrouwen op je expertise. Wanneer je inschat dat de cliënt er niet in zal slagen als hij alleen op pad moet, durf dan kiezen voor samenwerking. Geloof in het duurzame effect van participatie, van samen aan de slag gaan. En wanneer de mogelijkheden van je organisatie zodanig beperkt zijn, geef dan het signaal (aan je leidinggevende, directie of hogerop) dat er nood is aan meer.
Als hulpverlener kom je in schrijnende en onrechtvaardige situaties terecht. In situaties waarin je jezelf herkent of net niet. Je kan jezelf om één of andere reden wel eens verliezen in een reddersrol. Je trekt het probleem naar je toe, voelt je mee verantwoordelijk en wil niets liever dan oplossingen of antwoorden aandragen. Bij een reddersrol wordt het moeilijker om vanuit een gelijkwaardige positie te vertrekken, je zal mogelijks sneller beslissingen nemen in de andere zijn plaats, of gaat snel over tot actie in plaats van bewust om te gaan met het proces er naartoe. Leer het bij jezelf herkennen als je in een reddersrol schiet. Als je hier geen oog voor hebt of bewust mee omgaat, komt participatie in het gedrang.
Sommige cliënten zullen een groot appèl doen waarbij zij verwachten dat je hen gaat helpen. Als mens wil je graag aan de verwachtingen voldoen. Ook al vraagt je cliënt dat je het voor hem doet of durft hij dit te eisen. “Jij moet mij helpen, dat is toch uw job.”. Verlies jezelf hier niet in en probeer ook hier in te zetten op participatief werken.
Participatief werken betekent niet dat je alles naar jou moet toe trekken, maar evenmin dat je alles bij de cliënt moet leggen. Het is belangrijk dat je oog hebt voor wat de cliënt zelf kan en wilt. Je mag hier gerust aanklampend of motiverend zijn, maar schuif ook je eigen verantwoordelijkheid of mogelijkheden niet af.
Interessante achtergrondinformatie bij het thema Participatie: relevante artikels, cijfers, linken naar websites, enzovoort.
Op deze pagina worden extra filmfragmenten en socio-artistieke werken (woord en beeld) aangeboden. Hiermee kan ook aan de slag gegaan worden tijdens een intervisie, vorming, klasgesprek, ...